1.1.1.
Je beschrijft stoffen aan de hand van de stofeigenschappen kleur, geur, oplosbaarheid in water, elektrische geleiding, kookpunt, smeltpunt en geluidsnelheid.
antwoord= Stoffen hebben verschillende eigenschappen, zoals kleur, geur, textuur en smeltpunt ect… bijvoorbeeld: water is transparant, geurloos en heeft een lage viscositeit (is niet dikachtig). Ijzer is grijs, hard en trek magneten aan.
1.1.2.
Je beschrijft dat faseovergangen van stoffen kunnen worden
veroorzaakt door verwarmen of afkoelen en je vergelijkt
stoffen aan de hand van de fasen en faseovergangen.
antwoord= als een stof warm genoeg wordt dan kan het veranderen in een vloeibaare stof en als die weer heel warm wordt dan wordt de stof gas en als het kouder wordt dan wordt het eerst weer vloeibaar en dan weer hard
1.1.3.
Je legt uit welke gevaren het gebruik van bepaalde stoffen met zich meebrengt en herkent hoe deze gevaren worden aangegeven op pictogrammen en etiketten, zoals mate van brandbaarheid, giftigheid, explosiviteit.
antwoord= het kan voor brand ziektes of explosie's zorgen
1.1.4.
Je beschrijft stoffen aan de hand van de dichtheid en je
berekent de dichtheid met massa en volume van een
hoeveelheid stof.
antwoord= de dichtheid reken je uit om dichtheid en massa te delen
1.1.5.
Je legt aan de hand van de dichtheid van stoffen uit of
voorwerpen zinken, zweven of drijven.
antwoord= de dichtheid wordt bepaalt met hoe dicht de moleculen aan elkaar zitten, bijv als het een keine dichteheid heeft dan kan het drijven op het water
1.1.6.
Je kiest een stof voor een specifieke toepassing met behulp
van gegevens over de eigenschappen warmtegeleiding en
brandbaarheid..
antwoord=door de eigenschappen kunnen ze warmtegeleidend en verbranden zoals koper
1.1.7.
Je beschrijft de productie van drinkwater uit grondwater en
oppervlaktewater, hoe dit water wordt gezuiverd en wordt
getransporteerd door waterleidingen.
antwoord= Je wacht helemaal totdat het water helemaal is uitgewerkt en dan doe je norrit in het koffiefilter en stop je het water erin.
Dan wacht totdat hij helemaal klaar is en kook je hem op 100 graden en dan is het water gefiltert
1.2.1.
Je beschrijft de verschillende fasen van stoffen en andere
fysische eigenschappen van stoffen aan de hand van de manier en
mate van beweging van moleculen.
antwoord= Vaste fase: Moleculen trillen op vaste posities. Vloeibare fase: Moleculen glijden langs elkaar. Gasvormige fase: Moleculen bewegen snel en willekeurig.
1.2.2.
Je beschrijft een molecuul als verzameling van aan elkaar
gebonden atomen en je legt de verschillen tussen moleculen en
atomen uit
antwoord= Molecuul: Atomen verbonden door chemische bindingen. Atomen zijn individuele bouwstenen; moleculen bestaan uit twee of meer atomen.